F: Financieel – Genoeg middelen beschikbaar om het plan uit te voeren?
O: Organisatorisch – Is het plan organisatorisch uitvoerbaar?
E: Economisch – Past het plan binnen de doelstellingen van de organisatie?
T: Technologisch – Is het plan technisch uitvoerbaar?
S: Sociaal – Past het plan binnen de sociale doelstellingen van de organisatie?
J: Juridisch – Is het plan juridisch uitvoerbaar?
E: Ethisch – Is het plan ethisch verantwoord?